Archief
Naar NederlandRotterdam, 12 mei 2017
Arwa en Rani zijn broer en zus. Ze zijn met hun vader gevlucht uit een land in Afrika. Ze wonen nu in Rotterdam bij een stiefmoeder. Hun vader zit in een AZC en wordt binnenkort het land uitgezet. Hun moeder die is achtergebleven in hun geboorteland, zien ze af en toe via Skype.
Arwa en Rani hebben langer in de NT2 klas gezeten dan gebruikelijk is. Maar nu is het echt tijd om over te stappen naar een gewone basisschool. De broer en zus worden bij ons ingeschreven. In de warme overdracht met de vorige school staat vooral de vraag centraal in welke groep de kinderen moeten beginnen. Ten eerste beheersen ze de Nederlandse taal nog steeds onvoldoende om echt een goede start te kunnen maken. De extra maanden in de taalklas zijn niet voldoende geweest om deze kinderen op een startniveau te brengen. De oorzaak lijkt te liggen in het feit dat de kinderen heel veel moeite hebben met het wennen aan Nederland en het Nederlandse schoolsysteem. Ten tweede is er veel onduidelijk over deze twee kinderen. Vooral hun leeftijd roept vragen op. De jongste gaat beginnen in groep twee. Dat is passend bij wat ze in haar ontwikkeling laat zien. Maar ook bij haar lengte en andere fysieke kenmerken. Dit betekent wel dat zij dit jaar haar negende verjaardag in groep twee gaat vieren. Dat de leeftijd die in de officiële formulieren staat niet klopt, vinden alle betrokkenen rond deze kinderen aannemelijk. Voor mij is het een mooie ingang om op onderzoek uit te gaan. Ik wil meer weten, want in mijn hoofd klopt dit hele verhaal niet. Ik vraag me af waar we met elkaar mee bezig zijn. Er zijn twee kinderen die zonder hun ouders in Nederland wonen, de taal niet goed eigen kunnen maken en maar niet aan dit land en de gebruiken kunnen wennen. Vinden we met elkaar dat het leven in Nederland deze kinderen zo veel meer gaat brengen dan leven bij hun eigen vader en moeder? Het verhaal dat ik van de mensen die ik benader hoor komt niet op alle onderdelen overeen. Het lukt me wel een beter beeld te vormen van de situatie. Zo blijkt de stiefmoeder een ex van de vader te zijn, die in Afrika al voor deze kinderen heeft gezorgd. Onze twee nieuwe leerlingen krijgen onderwijs op maat. Rani is in de klas enthousiast. Hij doet goed mee tijdens de les en steekt bij elke vraag van de juffrouw zijn vinger op. Vol overgave geeft hij dan een antwoord dat totaal niets met de les te maken heeft. Na twee maanden lukt het hem nog steeds niet om de letters van zijn eigen naam te schrijven. Steeds meer krijgen we de bevestiging dat zijn achterstand niets met het wennen aan Nederland te maken heeft. Rani wordt geremd door zijn beperkte intelligentie. Na een paar maanden bij ons in groep drie, begint hij op een school voor speciaal onderwijs. Zijn derde school in Nederland. Uiteindelijk komen we achter de echte geboortedata van de kinderen. Arwa kan daardoor op de juiste datum trakteren voor haar achtste verjaardag. Ook zij krijgt bij ons op school veel extra aandacht en ondersteuning. En dat werkt. Haar Nederlands is steeds beter. Ze is een stuk zelfverzekerder en komt elke dag met een grote lach op haar gezicht de klas binnen. We zien haar met sprongen vooruit gaan. Ze heeft duidelijk haar plek bij ons op school in Rotterdam gevonden. Binnenkort doet de rechter uitspraak of deze kinderen in Nederland mogen blijven of terug moeten. Naar hun moeder. Nico de Geus |
Naar NederlandCuraçao, 12 mei 2017
Anderhalf jaar geleden kwam ik in een andere wereld terecht.
Een leeromgeving zonder internet, zonder boeken, zonder controles op absentie, zonder gescheld met kanker, zonder psychologen en agogen, zonder maatschappelijk werkers, zonder therapeuten, zonder begeleiding en toezicht. Ik kwam op rapportvergaderingen waar in oktober al duidelijk was dat sommige klassen voor 70% kansloos waren door dikke onvoldoendes voor bijvoorbeeld wiskunde of natuurkunde. Waar ik vanuit mijn Nederlandse ervaring een crisissfeer zou verwachten, overspannen leerjaarcoördinatoren en een bombardement aan actieplannen en/of handelingsplannen. Daar was de werkelijkheid anders, men zat te dommelen, genoot van een lekkere pasta alfredo of big mac menu. Allesbehalve stress. Ik moet toegeven, buitengewoon ontspannen vergaderen. Na 19 jaar vergaderingen over werkelijk van alles, het wel of niet verwijderen van leerlingen, hoeveel uur nakomen bij spijbelen, wel of niet surveilleren in de pauze, wel of niet belonen, wel of niet overgaan, niveauverhoging, gezonde snacks, ongezonde snacks, verplichte aanwezigheid van docenten bij schoolfeesten en ga zo maar door. Elk onderwerp is meerdere malen langsgekomen. Hier niet, en dat voelt soms heerlijk. Maar soms ook niet, als ik bijvoorbeeld denk aan het duizelingwekkend hoge percentage van drop-outs, aan de verontrustend hoge jeugdwerkloosheid met alle gevolgen van dien. Maar vooral als ik denk aan die leerlingen die plots van de radar zijn verdwenen. Niemand die precies weet wat er gaande is. Vertrokken naar Nederland. Ik ken die leerlingen, weet hoe de overstap voor mij was. Van het koude goed georganiseerde Nederland naar Curacao. Dat bedenkend, wat zal het voor die leerlingen heftig zijn. Niks hebbend, geen diploma, zeer slecht Nederlands sprekend, geen veilig gezin om op terug te vallen. Verdwijnend in de straten van Rotterdam of Den Haag. Ze weten niet wat ze overkomt, ik houd mijn hart vast voor het milieu waarin ze terechtkomen en ondertussen is Curacao weer een paar van zijn kinderen kwijt. Dat zijn de momenten waarop ik de controledrang en zorg van Nederland mis, ja zelfs de handelingsplannen. Gerben Hamberg |
MaatschappijRotterdam, 1 april 2017
Beritan heeft van mij haar toets voor aardrijkskunde mee naar huis gekregen. Ze mag de juffrouw niet. Op de plekken waar haar antwoorden moeten komen te staan heeft ze woorden als k@nkerho€r en k@nkerb1tch geschreven. Ze moet dit blad van mij thuis door haar moeder laten ondertekenen.
Binnen vijf minuten staat Beritan met haar moeder in mijn kantoor. Haar moeder vertelt mij dat zij dit niet gaat ondertekenen. Het is de schuld van school dat haar dochter deze woorden kent. Ze heeft ze namelijk niet van haar geleerd. Terwijl ik verbaasd naar woorden zoek, klinkt het geluid van de berichtjes die op Beritans smartphone binnenkomen. Natuurlijk had ik zelf ingeschat, dat ik hier moeder aan mijn kant zou hebben. Ik probeer te schakelen maar gooi meteen olie op het vuur door te zeggen dat ik niet begrijp dat ze haar dochter heeft meegenomen om dit te bespreken. Als ik vervolgens aangeef dat ik mij zelf zou schamen als mijn kind dit zou schrijven, is ons gesprek voorbij. Furieus loopt moeder met een appende dochter in haar kielzog weg. In diezelfde week had Souafiane drie boeken uit het raam gegooid. De boeken liggen hierdoor kapot op het plein. Zijn moeder komt op school om er over te praten. Ik haal Soufiane uit de klas. Hij moet van mij zelf aan zijn moeder vertellen wat hij heeft gedaan. Nadat hij dit verteld heeft, zegt zijn moeder dat hij terug naar zijn klas moet. Ze blijft bij mij achter. Boos vertelt ze dat het de schuld van school is dat hij dit gedaan heeft. Wij hadden gewoon beter op moeten letten. Hij mag hier absoluut niet voor gestraft worden. Na een lang gesprek spreken we af dat de boeken wel vergoed worden. Maar dan mag Soufiane hier niets van weten. Na een groot aantal weken krijg ik van moeder een boterhamzakje gevuld met het verschuldigde bedrag in muntjes van 5 en 10 eurocent. Twintig jaar geleden gaf de vader van Fikri me een tip. Zijn zoon luisterde het best naar mij als ik hem af en toe een tik gaf. Die opmerking vond ik bizar maar was niet uniek. De realiteit van vandaag is het andere uiterste en vind ik even absurd. Steeds vaker komen ouders verhaal halen als een leerkracht hun kind straf heeft gegeven. De samenleving verandert. Ik vraag me af waar we over tien jaar tegenaan lopen als we kinderen zelfs op scholen geen grenzen meer mogen aanbieden. Het is zaak om als school onze eigen grens hierin te blijven bewaken. Nico de Geus |
MaatschappijCuraçao, 1 april 2017
"Meneer, no ta bai afó, niet uitstappen en de deur op slot, danki meneer "
Na een avond voetballen breng ik Steven thuis. Steven woont in Koraalspecht, een beruchte wijk. De thuishaven van de NLS, No Limit Soldiers, een gevreesde grote criminele bende. Normaliter een no go area zeker voor een Makamba, een blanke Nederlander zoals ik. Maar dit is de afsluiting van een donderdagavond, zoals elke donderdagavond. Een avond waarop ik met rechters en andere expats voetbal met mijn leerlingen en lokale medewerkers van Dok, de rederij. Het licht in de tropen is allang uit. Ik rijd via een onverhard pad vol met kuilen richting het verroeste zware hek. In het schijnsel van mijn koplampen weet ik de grote ketting los te krijgen. Eenmaal op het plein open ik de gymzaal. Een zaal waar het dak er grotendeels uit ligt, waar het verval en achterstallig onderhoud het geheel een verlaten en vergeten aanzien geeft. Ik doe de stalen deuren open en zet de pylonen neer die dienst doen als goal. De voetballers druppelen binnen. Ik heb het initiatief genomen om elke donderdagavond te gaan voetballen. Een enthousiaste collega en betrokken directeur zien met mij de kansen. De directeur spaart een avond beveiligingskosten uit en hoopt op meer onderlinge betrokkenheid. De collega ziet de pret van een avond voetballen met elkaar. Nu zijn we compleet. Een bont gezelschap, de koelbox is gevuld en is het toetje van deze avond. Ook op Curacao is de derde helft geliefd. Werelden komen samen. Rechters en Officieren van Justitie spelen samen met lokale lassers van Dok en de door mij uitgenodigde leerlingen. Het is bloedheet en het gaat hard tegen hard, de leerlingen zelfs op blote voeten. Op blote voeten spelen maar dan zo hard schieten en zonder vrees de duels aangaan. Wij kijken vol bewondering en met een beetje schrik toe. Zo wordt deze school op deze avond meer dan een school. Het is een gemeenschap geworden waar verschillen in bijvoorbeeld geld en afkomst vervallen. Waar de één hesjes koopt, de lassers in hun vrije tijd doeltjes lassen, de ander de bal regelt, de jug vult met ijs en water of de koelbox meeneemt . En aan het einde van de avond, dan sluit ik af, komen inmiddels op de groepsapp de mooiste acties weer voorbij, breng ik mijn leerling thuis en draagt hij zorg voor mijn veiligheid. Gerben Hamberg |
NederlandersRotterdam, 17 maart 2017
Na een geschiedenis les over Willem van Oranje vind ik het aanleren van het Wilhelmus altijd een mooie verwerking. Helemaal nieuw is het volkslied nooit voor de leerlingen. Dat blijkt wel uit het gejuich dat steeds aan eind van het eerste couplet klinkt. Voor veel leerlingen is het een nieuw gegeven dat het gejuich als slot er officieel niet bijhoort. Voetbal lijkt zo wel een bindende factor in een Rotterdamse klas. Ik weet niet of ik het daarom prettig vind als Turkije niet meedoet aan een wereldkampioenschap. Het kan namelijk ook zomaar zijn dat ik het geluid van claxonnerende auto’s na een door Turkije gewonnen wedstrijd, ’s nachts heel goed kan missen.
Maar als Turkije wel meedoet, sta je dan toe dat leerlingen de Turkse vlag in het lokaal hangen? Ik vind dat altijd lastig. Iedereen mag juichen voor het team dat hij goed vindt, maar een vlag in een lokaal past vooral als het met het onderwijs te maken heeft. En dat maakt een Nederlandse vlag gepaster. Mijn nee tegen de rode vlag in de klas wordt vaak niet goed begrepen. Die vlag betekent veel voor een groot aantal leerlingen met een Turkse achtergrond. Ik zag dat ooit tijdens een tekenles in de haven. Bij een groot aantal leerlingen stond op elk schip dat ze tekenden een rode vlag met een witte maan en ster. Ik had die zelf nog bij niet één binnenvaartschip ontdekt. Ik vroeg laatst aan een groep of er ook grenzen zitten aan het uitbundig gebruik van de vlag van een ander land in Nederland. Als reactie kreeg ik: “Je hebt er recht op.” en “Het is de vrijheid van meningsuiting.” En dan is deze stad ineens even wereldnieuws. Op zaterdagavond heeft de ME een grote groep protesterende Turken uit het centrum verdreven. President Erdogan reageert hier groot op waardoor het conflict hierna blijft groeien. Als ’s maandags de leerlingen de school inkomen, is iedereen alert op wat er gaat gebeuren. De wijkagent komt langs en ik spreek met de leerkracht van de hoogste groep af dat ik mee de klas in ga. Ik zie deze keer geen leerlingen met rode t-shirts zoals op de eerste dag van het schooljaar na de couppoging. De koffiekamer zit vol met voor een groot gedeelte Turkse moeders. Niemand praat over wat er is gebeurd en nog gaande is. Ook in de klas begint niet één leerling er over. Als ik er vervolgens naar vraag, kent iedereen wel iemand die bij de rellen aanwezig was. Een vriend van een vader is zelfs gebeten door een politiehond. Hij kwam overal in het nieuws. Bewust vraag ik naar wat ze er van vinden dat dit in hun stad is gebeurd. Het wordt wel als bijzonder ervaren. Leerlingen hebben hierdoor zelfs berichtjes van neven en nichten die in Turkije wonen ontvangen. En dan steekt Ahmet, die altijd trots op zijn borst slaat als we het over Turkije hebben, zijn vinger op. Hij vraagt mij hem uit te leggen wat er nu precies aan de hand is, want hij begrijpt het eigenlijk niet. Zijn vraag haalt alle spanning die er bij mij zat weg. Ik probeer zo neutraal mogelijk uit te leggen wat er gaande is. De klas luistert stil. De vraag van Ahmet geeft me een inzicht dat Hassan mij een paar jaar geleden ook gaf. De leerlingen hadden van mij de opdracht gekregen een spreekbeurt over zichzelf te houden. Op die manier werden ze zich bewust van hun eigen achtergrond en die van hun klasgenoten. Dit waren vaak prachtige momenten. Tijdens zijn spreekbeurt stond Hassan voor een Turkse vlag. Hij vertelde over het mooiste dat hij ooit had meegemaakt. Dat was de wedstrijd van het Nederlands elftal waar hij met zijn vader naar toe was geweest. Terwijl hij dit vertelde stond er een grote oranje hoed op zijn hoofd die hij voor die wedstrijd van zijn oom gekregen had. Een minuut later liet hij zijn gebedskleed zien. Met de oranje hoed op zijn hoofd deed hij voor hoe hij dit kleed dagelijks gebruikte om op te bidden. Gelukkig heeft de realiteit vaak veel meer nuance dan het op het eerste gezicht lijkt. Nico de Geus |
NederlandersCuraçao, 17 maart 2017
Er zijn verkiezingen, Denk, Artikel 1, PVV, Nederlanders op Curacao die zich gediscrimineerd voelen. Nederlanders die zich in hun wijk in Rotterdam niet meer thuisvoelen.
Nu ben ik de allochtoon, degene die anders is. Op een letterlijk "zwarte school" loop ik als enige blanke rond. De enige blanke leraar in een compleet gekleurd team waar voornamelijk Papiaments gesproken wordt. Überhaupt de enige blanke Nederlander. Ze hebben immers wel veelal een Nederlands paspoort. We zijn dus allemaal Nederlanders, toch merk ik hier weinig van. Jeemig, want wat voel ik mij een Turk of Marokkaan. Tenminste ik kan me een beetje voorstellen hoe zij zich zouden moeten voelen in Nederland . Ze praten anders, ze praten harder; Ze lachen anders, ze lachen harder ; Ze ruiken anders, ze bewegen anders; Ze spelen domino, ze dansen, ze bidden, geloven en slapen veel. Ik ben echt anders en ben vaak een buitenstaander. Heel soms voel ik zelfs enige boosheid naar mij, gewoon omdat ik een blanke Nederlander ben, een Makamba . Dat is lastig en daar moet ik mee leren omgaan, denk ik. En dan blijkt het uiteindelijk toch niet zo ingewikkeld te zijn.Ik ben namelijk de leraar en zij zijn de leerlingen. Ben ik leraar en zijn zij mijn collega's. Dan tellen andere vragen. Kan ik orde houden of niet? Heeft hij aandacht voor mij óf niet ? Is hij aardig óf niet ? Die vragen blijken universeel en lopen dwars door alle groepen en rangen en standen heen. Ik ben niet bezig met mezelf gediscrimineerd te voelen. Ik ben gaan lesgeven, orde gaan houden, aandacht geven en vragen, zorgen dat iedereen een beetje aardig is tegen elkaar. Zo is de observatie leidend geworden en blijken de rollen van leraar, leerling en collega bepalend te zijn en ja we zijn ook anders. Zo is het en niet meer dan dat. Gerben Hamberg |
SchakelenRotterdam, maart 2017
Twintig jaar geleden wilde Fatma bij mij stage komen lopen. Niet specifiek om mij, het ging haar om de school. Ik werkte namelijk op haar oude basisschool. Het bestuur moest eerst een besluit nemen of het voor haar was toegestaan om bij mij in de groep te beginnen.
Fatma werd de eerste moslima die stage liep op een school van de protestants christelijke stichting. Vijf jaar later veranderde ik van werkplek en kwam ik Fatma weer tegen, nu als collega. Inmiddels had het bestuur besloten dat het ook geen probleem was dat een moslima les gaf op een christelijke school. Op de meeste scholen waar ik gewerkt heb zijn de veranderingen die in de samenleving plaatsvinden als eerste te zien. In het groot zoals bij Fatma, maar ook in het klein. Waar vroeger een playbackshow op school vol Arabische en Turkse acts zat, komen er tegenwoordig voornamelijk nummers uit de Top 40 voorbij. Leerlingen leven inmiddels allemaal mee met het reilen en zeilen in GTST. Ze kijken steeds minder naar verschillende buitenlandse kanalen die via de schotel hun huis binnenkomen. De verschillende achtergronden van de leerlingen zorgen voor kleur in de school, maar steeds minder voor verschillen. Zo bleef Fatma ook geen unicum op de scholen van de stichting. De lerarenteams kregen steeds meer kleur. Zo kwam ik op de school waar ik nu werk Chaimae tegen. Zij is met afstand de meest charismatische lerares waar ik ooit mee heb samengewerkt. Een populaire, intelligente juffrouw die bij elke leerling een ingang vindt om de lesstof over te brengen en bij wie de resultaten omhoog schieten. Voor mij is Chaimae een voorbeeld van hoe de integratie klopt. Een Nederlandse juffrouw die door haar Marokkaanse achtergond gemakkelijk aansluiting vindt bij de leerlingen en ouders. Waar ouders in en om de school elkaar er op aanspreken dat ze niet moeten “verkazen”, spreekt Chaimae leerlingen er op aan als ze homo’s als minderwaardig afschilderen. “Een homo is een mens en door God gemaakt. Hoe kun je nou commentaar hebben op het werk van Allah?” Maar waar het aan de ene kant tegenwoordig normaal is dat Justin Bieber geplaybackt wordt, zie ik ook een andere beweging. Het leerlingenaantal van vrijwel alle basisscholen in de wijk gaat achteruit. De enige school in de wijk die groeit is de islamitische. Vaders en moeders worden door andere ouders aangesproken op hun schoolkeuze. Daarnaast spreekt die school hen aan op het “wij gevoel”. En dat trekt en bindt. De samenleving wordt steeds zwart- witter. Het wordt steeds meer het wij en zij. Het grijze gebied waar we elkaar ontmoeten wordt steeds kleiner. Gelukkig zijn er juffen met een open mind als Chaimae. Zij spelen een hoofdrol in het creëren van een samenleving die niet zwart wit is. Een opmerking over homo’s uit haar mond komt veel directer binnen dan uit mijn Hollandse kaaskop. Maar dan, totaal onverwachts, vertelt Chaimae mij dat zij samen met onze andere islamitische collega de school gaat verlaten. Ze gaan samen werken op die grote islamitische basisschool in de wijk. Ik heb moeite om dit te begrijpen. Het past niet in mijn hoofd dat deze juf met haar verkaasde gedachten gaat lesgeven op een school waar, zover ik kan zien, totaal andere overtuigingen heersen. In mijn hoofd probeer ik me haar met een hoofddoek voor te stellen. Ik vind het lastig te schakelen naar dat beeld. Hierdoor duurt het even voordat ik het er met haar over kan hebben. Ik merk dat ik het naast verbazingwekkend vooral heel erg jammer vind dat juist deze juf ergens anders gaat werken. Dat is de opening van mijn gesprek. Ik vertel haar ook dat ik er vooral niet bij kan omdat ze in mijn optiek een stap terug doet. Haar reactie raakt me. “Nico, ik blijf echt wie ik ben en waar ik werk zal dat niet veranderen.” Ik realiseer me dat de wij- zij gedachte zich ook van mij meester heeft gemaakt. De school waar deze juffrouw werkt maakt niet uit. Zij is degene die het verschil maakt. Nico de Geus |
SchakelenCuraçao, maart 2017
Ik kende haar naam.
Vorig jaar stond ze het hele jaar op de namenlijst. Niemand wist mij te vertellen waarom ze nooit kwam. Geruchten.. Nu weet ik het, ze was zwanger en kreeg een dochter. Ze staat weer op de lijst. Ik ontmoet haar. Eindelijk . Ze is 16 en moeder. Een prachtige meid . Rediene gaat nu proberen om haar diploma te halen. Ze doet de derde klas voor de 2e keer. Straks haalt ze hopelijk op het laagste niveau haar diploma. Ze spreekt best goed Nederlands . Ze kijkt me ronduit uitdagend aan. Een kind nog. Geen vrouw die een kind gebaard heeft. Een meisje. Wel een meisje met een vurige blik, goed stel hersens en een brutale provocerende houding . Maar.. onderaan de ladder, met een baby. Dan staat haar moeder daar, oma. Oma is het zat, ze is even oud als ik, althans dat schat ik zo in. Ze is het schoolterrein op weten te komen, ze heeft de ketting weten te omzeilen , ze komt haar kleindochter bij haar dochter afgeven. Mij is niet helemaal duidelijk waarom , maar ze is boos en ze weet absoluut even niet meer wat ze nu moet, behalve dan haar kleindochter afgeven. Rediene moet schakelen , van uitdagende puber naar moeder. Van moeder naar bezorgde dochter. Ik moet ook enorm schakelen , van een lesje over massamedia naar een meisje met een kind en een radeloze oma. Eigenlijk heel simpel, ik neem de baby in mijn armen. Het is een heerlijk mooi kind. Een collega komt aan en neemt haar over in haar armen, wij zeggen tegen elkaar dat we haar prachtig vinden. Dat oma wel heel erg trots zal zijn. Rediene kan zich herpakken en weer zijn wie ze is. Gewoon een puber met een kind . Ik vertel oma dat Rediene weer verder moet met de les. Dat ze goed bezig is. Dat ik het fijn vind om haar mooie kleindochter te ontmoeten. Oma blijft in de les met haar dochter en kleindochter . We vinden het allemaal normaal. De klas snapt misschien wel beter dan ik dat dit voor Rediene wel het gekst moet zijn. Heeft Rediene iets opgestoken van mijn lesje massamedia ? Denk het niet. Ik denk eerlijk gezegd dat niemand iets heeft opgestoken van mijn lesje massamedia. Wel kennen we nu Rediene en haar dochter. Gerben Hamberg |
BeheersenRotterdam, februari 2017
Met mijn voorhoofd tegen dat van een volwassen man sta ik in de gang. Mijn hart klopt in mijn keel.
Dertig minuten hiervoor begon het overleg over zijn zoon en dochter. Twee orthopedagogen, een maatschappelijk werkster, de schoolverpleegkundige en zijn ex vrouw waren ook bij dit gesprek aanwezig. Zij kwamen op tijd. Fahad kwam twintig minuten te laat binnen. Hyper. Door zijn gedrag en de blik in zijn ogen, vermoed ik dat er een bepaalde substantie in zijn bloed zit. Een goedje dat hem in het verleden veel geld heeft opgeleverd maar ook jaren lange gevangenisstraf. In het gesprek proberen we de juiste hulp die hun zoon en dochter nodig hebben af te stemmen. Het gaat sinds de scheiding niet goed met die twee op school. Het effect van de scheiding is te zien in hun resultaten en gedrag. We maken ons grote zorgen. De kinderen zijn regelmatig getuige geweest van hun ruziënde en vechtende ouders. Een aantal keer op straat. Maar ook midden op het schoolplein. In het eerste gesprek dat ik ooit met Fahad voerde, vertrouwde hij mij al snel toe wat de beste oplossing zou zijn. Het liefst zou hij zijn ex gewoon omleggen. Maar dat was hem de twintig jaar niet waard. Naast het elkaar zwart maken, voeren beide ouders een strijd om de gunst van hun zoon. Die krijgt hierdoor wat hij wil. Zeker van Fahad. Afgelopen maandag kwam het jongetje me vertellen dat zijn vader hem het komende weekend de nieuwste Xbox zou geven. Dinsdag kwam hij me vertellen dat hij die inmiddels al van zijn moeder had gekregen. Het gesprek loopt redelijk tot mijn opmerking. Soms moet ik gewoon mijn mond houden, maar dat lukt me niet altijd. Na de binnenkomst van Fahad moeten we het gesprek steeds wat bijsturen. Anders verzanden beide ouders alleen in verwijten naar elkaar. We praten over het voetbaltalent van hun zoon. Ik opper dat een lidmaatschap van een voetbalclub hem goed zou doen. Vader en moeder lichten op. Dat zou hij geweldig vinden. Hij wil dat al jaren. Maar een lidmaatschap is helaas veel te duur. Dat kunnen ze echt niet betalen. Hoopvol kijken ze naar de maatschappelijk werkster. Ik vraag me daarna hardop af waarom de Xbox wel vanuit het niets bekostigd kan worden en voetbal al jaren financieel onmogelijk is. Beide ouders richten hierna hun pijlen niet meer op elkaar, maar op mij. Hoe haal ik het in mijn hoofd om me daar mee te bemoeien? Het gaat mij niets aan wat zij met hun geld doen. Fahad, die steeds onrustig heeft zitten wiebelen op zijn stoel, springt op. Zijn stoel valt achterover. De spullen voor hem op de tafel belanden op de grond. Hij maakt grote gebaren naar mij en slaat een keer op zijn borst. Zijn ex roept dat hij moet gaan zitten. Dat doet hij even, maar staat na een paar tellen weer op. Hij wijst boos naar mij. Ik heb het recht niet om dit soort dingen te zeggen. Het gesprek vervolgen is hierna onmogelijk. We proberen het wel, maar een boos briesend element negeren lukt niet één van de aanwezigen. “Loop even mee naar de gang Fahad.” hoor ik mijzelf zeggen. En daar sta ik dan. Naast mij een opgefokte man, die er niet voor terugdeinst om zijn vuisten te gebruiken. Ik kijk even naar zijn spierballen. Ik kan proberen hem boos te vertellen dat hij rustig moet worden en anders moet vertrekken. Uit ervaring met woedende leerlingen weet ik dat een zo’n preek olie op het vuur is. Ik weet wel een een trucje dat vaak bij kwade leerlingen werkt. Ik leg mijn arm op Fahad zijn schouder, zet mijn voorhoofd tegen het zijne en kijk hem in zijn ogen aan. “ Fahad,” zeg ik “ we zijn hier voor je zoon. Je mag boos op mij zijn maar we doen dit voor je zoon. We willen allebei het beste voor hem. Ik wil dat je mee naar binnen gaat. Dan gaan we het hebben over een oplossing. Wil je dat doen?” Fahad kijkt me aan en zegt: ”Voor jou doe ik dat, Nico.” Samen lopen we rustig naar binnen. De aanwezige dames kijken mij allemaal vragend aan. Ik doe mijn best om zo neutraal mogelijk te doen. Het gesprek wordt hierna succesvol vervolgd. Maar de eerste tien minuten zeg ik niets. Daarvoor zit er nog te veel adrenaline in mijn bloed. Nico de Geus |
BeheersenCuraçao, februari 2017
Colombianen, Venezuelanen, Curacaoenaren, Dominicanen, Puerto Ricanen, Chinezen, een klas vol.
De meesten van deze leerlingen zijn Spaanstalig. Ik ben dat niet. Ze spreken een mengelmoes van Papiamentu en Spaans . Geen Nederlands, soms een heel klein beetje. Wel worden ze geacht volgend jaar, of het jaar daarop examen te doen in het Nederlands. Geen van deze leerlingen woont in een gezin zoals ik dat ken, namelijk samen met vader en moeder . Hoe dat gezin er wel uitziet? Rommelig is het woord dat het beste past. Veel kinderen vaak verspreid over meerdere moeders, enige constante factor is de vaak afwezige vader, of anders gezegd..veel (afwezige)vaders ,veel kinderen en één moeder. Ze hebben allemaal een leerachterstand, meerdere scholen en landen gezien, grote kans op een werkloos en/of crimineel bestaan en op een Nederlandse school zouden velen een stempel hebben als zijnde ADD,ODD,ADHD, PDD-NOS. Maar ja, hier geen geld voor testen en psychologen etc. dus geen stempels. Ze vormen een groep, druk, beweeglijk, luidruchtig en in voor actie, niet het soort actie waar ik op zit te wachten als docent. Hoe moeten wij elkaar gaan begrijpen? Lijkt me namelijk evident dat we elkaar zullen moeten gaan begrijpen om enigszins les te kunnen geven. Hoe krijg ik ze überhaupt stil en in de juiste leerstand, om maar eens een vreselijk onderwijswoord van stal te halen. Als ik de taal niet heb in woorden, dan moet ik ze misschien op een andere manier aanspreken. Wees dan maar als Nesta, bedenk ik me. Nesta is mijn rashond meegenomen uit Nederland. Een Airedale Terrier. De enige op het eiland. Hij houdt zich temidden van roedels (zwerf)honden staande. Sterker nog, hij is de baas. Enkel door zijn manier van presenteren. Hij is de “ packleader”. Hij straalt een kalme en een hele duidelijke energie uit. Volstrekt open en onbevangen, geen enkele angst en hij gaat geen centimeter aan de kant, hoe groot de honden ook zijn en in wat voor grote groepen dan ook. Ik heb de 'dog whisperer' dit vele malen in de praktijk zien brengen in zijn rol als trainer tijdens zijn tv-shows. Als het met honden kan dan kan het met kinderen ook, was mijn stellige overtuiging . Dus dat ga ik hier dan ook maar in de praktijk brengen, meer nog dan in Nederland. Ik dwing mezelf tot die open houding, loop mijn leerlingen onbevangen tegemoet. Ontvang hen vriendelijk, bijna kwispelend. Maar, ik ga als het er op aankomt geen centimeter aan de kant. Wanneer ik wil dat je tas van tafel gaat, dan zorg ik dat duidelijk maar wel buitengewoon vriendelijk overkomt dat mijn vraag eigenlijk geen vraag is. Dat neem ik mijzelf voor. En dan staan ze daar bij elkaar in die donkere enge gang of vlak voor mijn lokaal, de rapmuziek luid klinkend uit de meegebrachte speakers en ze zijn bovenal als groep nadrukkelijk aanwezig . Ze laten van zich horen in het Papiamentu, een schreeuwende en luidruchtige kluwen van leerlingen . Ik denk en voel dat ze me dreigend en uitdagend aankijken en benaderen. Ze blijven staan óf lopen juist imponerend op me af. Ik haal diep adem. Wees als Nesta, fluister ik mezelf in. Denk aan de dog whisperer is wat ik mezelf voorhoud.. Ik zorg dat ik op basis van houding en lichaamstaal de packleader word. Geen vrees, onbevangen, vriendelijk ,maar als het moet zeer duidelijk. Ik loop er dwars doorheen, geef die “box”, een vriendelijk woord hier, knipoog daar. Dus ik word als Nesta. De dog whisperer leert mij ook dat honden , vooral de jonge energieke honden, eerst moe gemaakt moeten worden. De energie moet eruit. Daarna ga je pas trainen. Ook dat doe ik dus. Eerst spelletjes, ruimte laten voor rare handstanden, zeer atletische trucs, fabelachtige dance moves. Daarna ben ik duidelijk, “ Sinta bo sanka, porrr faborrr!!” , Papiamentu op zijn Rrrotterdams zo leer ik aan mijn leerlingen. Oké , dat werkt. Ik ben die packleader. Maar wat nu? Wat ga ik hen eigenlijk leren? Natuurlijk zijn er eindtermen. Hebben ze daar wat aan? In hun leven hier en gezien hun kansen? Een packleader moet wel weten waar hij zijn roedel naartoe leidt. Wanneer ik kijk naar de mogelijkheden van deze leerlingen, hun actuele leven , hun geschiedenis en werkelijkheid. Dan ben ik soms even zoekende… Gerben Hamberg |
StormRotterdam, januari 2017
Tegenover mij aan mijn bureau zit Edi. Zijn schrift ligt in snippers op de grond om hem heen en stukken van zijn appel zitten aan de muur achter hem. Edi is vandaag de derde die op die stoel zit. De andere twee waren minder boos maar het is vandaag weer zo’n dag…
Er zijn van die dagen dat alle zeilen bijgezet moeten worden om les te kunnen geven. Zo'n dag waarop je aan het eind elke leerkracht hoort zeggen dat er storm komt. Er op zo’n dag aan blijven trekken om toch maar je geplande programma af te ronden, heeft dan eigenlijk geen zin. De ene keer is een aankomende storm de oorzaak. Een andere keer komt de onrust van buiten door het raam naar binnen. Probeer maar eens het naamwoordelijk gezegde aan een groep uit te leggen als er een verliefd stelletje zit te zoenen op een bankje voor het raam. Maar het kan ook zomaar een arrestatieteam zijn dat aan de overkant van de straat een inval in een huis uitvoert. Als leerkracht hoop je dan alleen maar dat dat hele circus snel wegtrekt, zodat je weer les kunt gaan geven. Soms is de storm niet buiten maar binnen. Een aantal van onze leerlingen heeft in hun leven al heel veel meegemaakt. Bij hen zit de storm in hun hoofd. Hun verhaal verklaart voor een groot gedeelte het gedrag dat ze vertonen. Om hen les te kunnen geven moet je eerst zorgen dat de storm gaat liggen en er weer plek in hun hoofd komt voor de lessen. Een gesprekje, even aandacht of een knuffel kan dan helpen. Wat meewerkt is de duidelijke structuur van een school. Die zorgt voor de veiligheid die thuis of op straat vaak mist. Maar als problemen zich op blijven stapelen, waardoor de onrust in je hoofd blijft groeien, is er meer voor nodig om de storm te laten bedaren. Regelmatig zitten er leerlingen tegenover mij van wie het hoofd te vol is. Meedoen met de les is voor hen daardoor onmogelijk. Zo heb ik Edi net uit zijn klas gehaald. Hij lag daar schreeuwend op de grond. Boos op alles en iedereen. Edi zit een paar keer per week bij mij. Soms een paar keer per dag. Een gesprekje of een knuffel helpen bij hem niet meer. Er is een heel team nodig om Edi rust in zijn hoofd te laten krijgen. Om dat team bij elkaar te krijgen blijkt veel geduld nodig. De hulpverlening voor deze jongen komt moeizaam op gang. De ouders van Edi, die de oorzaak van zijn onrust zijn, zien de noodzaak er niet van in. Daarnaast weten ze heel goed alle hulpverlening om de tuin te leiden. Het baart mij grote zorgen. Ik zie de situatie met de dag onmogelijker en onveiliger worden. Alle hulpverleners om Edi heen zien de onmogelijkheid van de situatie op school, maar komen niet met een pasklare oplossing. Vorig jaar waren die reddingsmiddelen er nog wel maar die zijn nu wegbezuinigd. Als we aangeven dat de situatie op school onhoudbaar is, krijgen we te horen dat Edi toch naar school moet blijven komen. Hij heeft namelijk wel een dagbesteding nodig. Dagbesteding! Die uitspraak frustreert me, maar we gaan door. Je laat een kind van 8 dat in de knoop zit niet vallen. We doen wat we kunnen. De dagbesteding die we bieden zorgt voor onrust in de klas, in de school en op het plein. En zo zijn er elke dag kleuters, oudere kinderen, leerkrachten of ouders in conflict met Edi. Dagelijks zorgt hij voor storm in de school. Als Edi een dag ziek is, is dat in de gehele school te merken. Bijna vergeet je dat deze situatie voor het jongetje zelf het lastigst is. Maanden houden we deze onmogelijke en onveilige situatie in stand. Want Edi laten vallen zou voor nog meer kortsluiting in zijn hoofd zorgen. Maar wie ik ook spreek, bel of schrijf, de hulpverlening komt niet op gang. Steeds meer krijg ik door dat niemand gaat rennen omdat Edi immers een “dagbesteding” heeft. Om het proces op gang te helpen besluiten we uiteindelijk Edi de toegang tot school te ontzeggen. Edi wordt thuiszitter. Als thuiszitter heeft hij een stempel en wordt hij zichtbaar voor de hulpverlening. Ons geroep heeft niet voor de urgentie gezorgd die we hoopten. Het stempel zorgt daar wel voor. Binnen no time komt de intensieve, passende maar vooral noodzakelijke hulp die Edi nodig heeft. Door die hulp komt er hopelijk weer rust in zijn hoofd. De storm in de school is na maanden gaan liggen. We kunnen weer doen waar we als school goed in zijn: onderwijs geven. Nico de Geus |
StormCuraçao, januari 2017
"Matthew komt..’
Hij hing al een tijdje in de lucht. Na ‘ Thomas’ is Matthew een schrikbeeld. Thomas was voor mijn tijd, op YouTube zijn de beelden te vinden. Overstromingen, drama’s. Matthew is de opvolger, erger , groter, enger. Niet enkel water, maar een heuse orkaan. Hij komt, denken ze. Vanaf maandag wordt hiervoor gewaarschuwd. We zijn maar een klein eiland, met een beetje geluk en wind buigt hij af. Maar met een beetje pech komt hij langs en dat zullen we weten. Een orkaan over Curaçao. Thomas maar dan erger. Mijn leerlingen worden bang. Velen wonen klein en kwetsbaar. Ze weten heel goed wat storm en wateroverlast zou kunnen betekenen. Zelf heb ik geen idee. Geen ervaring en ik woon hoog, mijn kinderen zitten wél aan de andere kant van het eiland op school. De spanning bouwt op. Dan, ’s ochtends gaat het los. De regen is er. Het gaat hard, heel hard. In een oogwenk lopen de straten over, zijn er diepe diepe plassen. Rijden auto’s door rivieren. Ik realiseer me, ik moet mijn kinderen halen. Hoe ziet de weg eruit. Wat ga ik meemaken. Ik zie leerlingen schrikken en bang zijn. Zij weten ook hoe hun huizen zijn en dat ze naar huis moeten. Komt Matthew op volle kracht langs ? Het bericht komt, het Rooms-Katholieke bestuur heeft besloten , alle scholen dicht en iedereen naar huis. Zorg voor jezelf. De 2 andere besturen volgen. Iedereen wordt gebeld. Haal je kinderen op. Ga naar huis en bereid je voor. De spanning van een week komt uit. Curaçao is in beweging. Matthew komt. Iedereen doet wat hij moet doen. Zijn kinderen ophalen, veiligheid zoeken. De chaos is compleet. Ik weet, mijn leerlingen zijn de klos als het echt mis gaat. Mijn school ligt in een badkuip. Als er nog meer regen valt, dan lopen sommige wijken waar zij wonen echt behoorlijk onder. Daar is Thomas niks bij. Ik weet, ik moet mijn kinderen ook halen. Ik moet erheen én moet terug, eenmaal terug moet ik ook het huis voorbereiden op de orkaan. Ondertussen, regen en het gaat hard. En..dreiging. Ik krijg op de schoolapp een bericht. Een collega die thuiszit wenst ons allen veel wijsheid om deze hevige periode door te komen. Gelovig als ze is schrijft ze dat “ wanneer jullie voor andermans kinderen zorgen, zal onze Lieve Vader voor jullie gezin en huis zorgen. Hij is trouw.” Ik wacht met een aantal collega’s tot iedereen weg is, breng 2 leerlingen naar huis en ga dan op pad om mijn kinderen te halen. We ploegen ons door het water, maak daarna het huis stormklaar. We wachten af. Het komt goed. Curacao wordt gespaard, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Haïti . Ik krijg op de schoolapp het volgende door: Matheus 8:24-26. Gerben Hamberg |
VeiligRotterdam, december 2016
In de week na de herfstvakantie word ik gebeld door een school voor theoretische leerweg die zich nog profileert als Mavo. Er wordt gevraagd om de overdracht van Youssef, een jongen die vorig jaar bij ons in groep 8 zat. Na de herfstvakantie is hij op deze school begonnen. Een gevoel van teleurstelling overheerst als ik naar mijn collega luister. Youssef had van ons een Havo advies gekregen. En dat was al lager dan het niveau dat hij eigenlijk aan zou kunnen.
Kinderen in een achterstandswijk krijgen lagere adviezen dan bij hun niveau past. Het kwam breed in de media dit jaar. Ik herkende dit niet. Zo lang als ik in Rotterdam werk stromen er kinderen door naar alle vormen van voortgezet onderwijs. Ook vorig jaar verwezen we leerlingen naar het praktijk onderwijs, het vwo en alles wat daar tussenin zit. Youssef maakte de afgelopen drie jaar gehinderd door een onveilige thuissituatie, zijn ADHD en dyslexie alle Cito toetsen voor begrijpend lezen vrijwel foutloos. Ook rekenen was alles behalve een probleem voor hem. En dat is ontzettend knap. Om hem zo te laten presteren hebben we vele plannen opgesteld die door heel wat verschillende mensen zijn uitgevoerd. Twee basisregels werkten altijd heel goed: de relatie aangaan en veel aandacht geven. Door hem ongeveer om de vijf minuten aandacht te geven door een knipoog, schouderklopje of compliment, bleef Youssef rustig. Als je hem eenmaal voor je gewonnen had, deed hij alles voor je. Dan was hij te corrigeren. Maar vooral pikte hij het dan dat je hem er aan herinnerde dat hij zijn medicijnen in moest nemen. Zonder pilletje zat hij zichzelf in de weg en dan werd lesgeven aan de groep ook onmogelijk. Youssef aan het werk en leren krijgen was een heel werk maar creëerde wel rust in de klas. Dit zorgde mede voor de noodzaak om plannen op te stellen, maar ook voor de motivatie bij de leerkrachten om de plannen uit te voeren. Youssef was niet de enig leerling met een eigen plan en benadering. In elke klas zitten er een aantal. Binnen het passende onderwijs van 2016 is dat mooi. Voor veel leerlingen lukt het ons om een voor hen optimale situatie te creëeren waarbinnen ze tot leren kunnen komen. Daar ben ik trots op. Maar door het telefoontje van de nieuwe school van Youssef zie ik dat we een fout hebben gemaakt. Die ultieme veilige leeromgeving waar we voor zorgden, valt weg als een leerling onze school verlaat. Ook al hebben we in de eerste overdracht alle aanwijzingen en adviezen rondom Youssef doorgegeven. Bij het uitvoeren van de plannen hebben we als school teveel verantwoordelijkheid op ons genomen en hebben we Youssef de mogelijkheid ontnomen om te leren het zelf te doen. Zelfstandig weerstand bieden tegen alles wat een leerling tegenwerkt om te presteren, is misschien wel de beste les die we als school mee kunnen geven. Aan hoge cijfers alleen heb je niets in de maatschappij. Als je als school kiest om daar in te investeren moet je als school ook accepteren dat een leerling onder zijn niveau kan presteren. En dat dat gezien de omstandigheden het niveau van die leerling is. Nico de Geus |
VeiligCuraçao december 2016
Mijn lokaal , een lokaal met soms een werkende airco, soms ook niet.
In dat geval vormt zich in de airco een groot blok ijs. Wat dan weer een bijzonder tafereel oplevert. Namelijk leerlingen die daaronder gaan staan, en stukjes ijs op zich neer laten vallen en dan stralend roepen: Nederland!! Friu Friu..koud koud Maar waar tegelijkertijd een aantal leerlingen de aircofilters gaan schoonmaken. Gewoon aan de slag gaan om de boel te fixen. Een lokaal met kale muren en op sommige plekken grote gaten in die muren, waar ik het licht moet aandoen door 2 draadjes in een kroonsteentje te frummelen. Dat lokaal waar ik veiligheid voor mezelf probeer te creëren. Of voor die kinderen? Ik denk eerst voor mezelf en dan voor die kinderen . Wat gaat daar ontstaan? Ik leer dat yiu di korsou van spelletjes houden, dat voetbal belangrijk is, ze houden van the bottle flip challenge of wat voor challenge dan ook. Bijvoorbeeld stoeien/worstelen/judo of iets dat daar op lijkt. En toen was ik aan de beurt. Zo'n grote 17-jarige jongen die zich wil meten. Ik betrap mezelf op een gevoel dat me al vaker in de problemen heeft gebracht. Een gevoel dat zegt: waarom niet, dat moet je kunnen redden. In mijn achterhoofd wel de vraag, kan dit wel? Ja dit kan. We leren hier, hij wil zijn leraar testen, hij wil aandacht. Ik wil mezelf testen en ook ik wil aandacht. Het werd nu of nooit, alles of niets. Een tikje nerveus maar we vonden het alletwee zo leuk. Het liep goed af. We kennen elkaar nu ook anders. Elkaar laten zien dat we iets anders ook kunnen. Dus mijn lokaal wordt een speelplaats. Zij bedenken dat de deksels van de dozen waar hun boeken in zaten een doeltje kunnen zijn. Zij schuiven hun tafels aan de kant. En zetten ze weer recht. We voetballen, een tennisballetje, 2 tegen 2. Ik verbaas me over het talent. Ze bedenken hun eigen regels. Ik bewaar de bril, de telefoon en..applaudisseer, in de pauze, want je kan niet voortdurend spelen, zegt men. Ondertussen wordt mijn haar gekamd. Ze streelt mijn haar en merkt op dat mijn hoofd erg groot is. Maar ze kan er wel wat mee, en maakt twee prachtige staartjes. Zo wordt dat rare lokaal, met de gaten in de muur hun lokaal. Gerben Hamberg |
StartRotterdam, november 2016
De eerste jaren die ik in het onderwijs werkte stond ik voor een kleutergroep. Ik begon als leerkracht met kinderen die startten aan hun carrière als leerling. Lesgeven aan deze leeftijdsgroep had alles behalve mijn voorkeur, maar de school waar ik werkte had zo’n leuk team dat dat alles goedmaakte. Daarnaast vond ik het ook wel een uitdaging om mijn eigen weg te vinden in de truttigheid die vaak met het onderwijs aan kleuters om de hoek komt kijken. Ik heb in die jaren veel geleerd. Mijn zoektocht om mijn lessen altijd zo dicht mogelijk bij de leerlingen te brengen, heb ik daar wel ontwikkeld. Al snel had ik hierdoor aan één ding een enorme hekel: het kopieerapparaat. Liever een tafel met twintig paar losse sokken om het begrip hetzelfde aan te leren dan een werkblad waarbij een kleuter dezelfde sokken met een lijntje aan elkaar moet verbinden.
Door de jaren heen is het kopieerapparaat een steeds belangrijkere rol gaan spelen in kleutergroepen. De werkjes die in kleuterklassen hangen, zijn in de basis vaak hetzelfde en komen van die leuke website. Ouders verwachten ook dat het werk van hun kind er als het voorbeeld uitziet. Anders is het zielig. Bij mij in de klas hingen vaak werkjes die er niet uitzagen, maar wel helemaal door de leerlingen zelf gemaakt waren. Als je je realiseert dat mijn eerste leerlingen inmiddels zelf ook al werken en halverwege de twintig zijn, voel je jezelf ineens oud. Een aantal jaar geleden begon ik op een nieuwe school samen met een juffrouw die ooit als leerling bij mij in de klas had gezeten. Dan kom je er niet meer onderuit. Je hoort niet meer bij de jongsten. Na deze oud leerling zijn er nog jongere beginnende juffrouwen door mij begeleid bij hun start op deze school. Natuurlijk is mijn start in mijn hoofd mooier geworden dan dat die jaren geleden was. Toch herken in deze startende leerkrachten weinig van de drive die ik voelde toen ik eindelijk mijn eerste eigen groep kreeg. De schok is daarentegen ook groot als je weinig ervaring hebt met lesgeven op een school in de binnenstad van Rotterdam. Zeker als de woorden die je naar je hoofd geslingerd krijgt, bijna nieuw voor je zijn. Een grotere schok is dat kinderen niet meteen naar je luisteren als je vraagt of ze hun mond willen houden. Orde, rust, veiligheid en sfeer zijn belangrijke zaken waar je als leerkracht verantwoordelijk voor bent. Bij deze leerlingen komt dat niet vanzelf. Veel kinderen hebben in hun korte leven al te vaak meegemaakt dat de mensen waar ze op moeten bouwen en kunnen vertrouwen, hen hard hebben laten vallen. Laat zo’n leerling eerst maar eens zien wat je te bieden hebt. Dat is zoeken als juf, maar vooral hard werken. Ik weet zeker dat de leerkrachten die ik heb zien starten op deze basisschool het in zich hadden om dit voor elkaar te krijgen. Ik heb het hen alleen niet zien doen. De één stopte na een paar dagen de anderen na een paar weken. Ligt dat aan de wijk en de leerlingen? Ik denk het wel. Ligt dat ook aan de leerkrachten? Dat zeker ook. Deze juffen zijn van een andere generatie. Zij zijn opgegroeid met de werkjes die er altijd goed uitzagen en voor de helft uit de kopieermachine kwamen. Deze juffen hebben alles altijd alleen maar af hoeven maken en vader en moeder hebben vaak alles wat onveilig en onprettig is ver van hun kind vandaan gehouden. Los laten is als ouder lastig als je dochter dan de grote mensenwereld ingaat en het ineens zelf moet doen. Zelf respect moet verdienen en er zelf voor moeten zorgen dat er een goede, veilige sfeer in een groep komt. De les is hard. Maar sommige patronen lijken hardnekkig. Wat kun je nog zeggen in het belang van de leerlingen als een juffrouw haar baan opzegt met de zin: “Ik hoef dit niet te doen van mijn moeder.” Nico de Geus |
StartCuraçao, november 2016
Na een half jaar van voorbereiding ben ik met mijn gezin aangekomen op Curacao. In mijn bagage zit onder andere ruim 20 jaar onderwijservaring.
Ook hier op dit eiland wil ik voor de klas staan, het schoolbestuur heeft mij na een sollicitatieronde in Nederland een baan aangeboden. Ik weet nog niet op welke school, het zal wel een VSBO school zijn. Het equivalent van het mij bekende VMBO. Na lang wachten en doorvragen krijg ik vlak voor vertrek te horen op welke school ik aan de slag mag. Het wordt inderdaad het VSBO. Eenmaal aangekomen op Curacao bel ik het aan mij doorgegeven telefoonnummer en ik krijg mijn nieuwe directeur aan de lijn. Hij zit op het strand maar we maken een afspraak voor de volgende dag. Met hulp van de onmisbare app ‘ kaarten ‘ weet ik de school te vinden. Het is er warm, stoffig, vervallen en vrolijk. De mensen die ik ontmoet zijn de directeur en zijn adjunct . Het zijn bevlogen en betrokken mensen, hij heeft geen onderwijsachtergrond , zij heeft dit wel en beiden zijn ze zeer gemotiveerd. Tijdens hun vakantie zijn ze ook grotendeels op school om het nieuwe jaar goed voorbereid in te gaan. Ik word uitgenodigd op het kantoor en tref een kleine ruimte aan met enorme stapels papier, dozen, computers en nog veel meer. Na het maken van wat ruimte en het zoeken naar stoelen vertel ik wie ik ben en wat ik zoal gedaan heb. Zij leggen mij op hun beurt de structuur van de school uit deze komt mij bekend voor. M&M ga ik geven, Mens en Maatschappij aan de derde klassen. Het zijn leerlingen die een administratieve of technische richting volgen. Tot zover niks verrassends, tot die ene opmerking... “O ja, we zijn een pilotschool, we hebben kinderen die nergens anders meer geplaatst konden worden en bij ons krijgen ze hun laatste kans.” Ze noemen dit de zorggroep . Leerlingen die overal geweigerd worden, kinderen die anders een grote kans lopen om in de criminaliteit terecht te komen. A bon het belangrijkste is aanwezig, leerlingen en een docent Mijn nieuwe directeur spreekt optimistisch over laatbloeiers die hij laat wil laten bloeien. Ze hebben, zo vertelt hij, aan een aantal van hun docenten gevraagd of zij deze uitdaging aan willen gaan. Betrokken en ervaren docenten. Wat een mooi initiatief ! Antwoord ik complimenteus en sociaal wenselijk. Hij gaat verder, vertelt over alle plannen met de groep, een nieuw te ontwikkelen leslokaal, speciale aanpak en nog veel meer. En zo zegt hij terloops : we hadden tot gister geen docent M&M ...nu wel! Ik hoor : we weten niet precies wat voor vlees we met jou in de kuip hebben maar we proberen het gewoon. Het zal de warmte zijn geweest...ik schrik wakker! Ik moet voor die groep! Oké, tel je zegeningen, dat is wat er door me heen schiet. Ik begin te tellen:
A bon, het belangrijkste is aanwezig, leerlingen en een docent. Ik maak mezelf wijs dat het in onderwijs uiteindelijk draait om deze 2 zaken. Zonder docent geen les en zonder leerlingen is lesgeven sowieso ietwat zinloos. Mijn directeur sluit af met een grote ontwapenende glimlach en zegt : " you're just doing your job, zoals je gewend bent". Zo is dat, dus beginnen maar.. Gerben Hamberg |
DreigenRotterdam, oktober 2016
"Veel mensen in deze wijk laten eerst hun tanden zien"
Twee startende leerkrachten kijken mij vragend aan: “...hun tanden?” Ik vertel dat ik daarmee bedoel dat veel leerlingen, maar zeker ook ouders, eerst heel wantrouwend naar hen zullen zijn. Je wordt waarschijnlijk eerst negatief benaderd en na verloop van tijd, als ze merken dat jij het niet verkeerd meent, aardiger gaan doen. Ik vertel over mijn start hier op school waarin het eerste contact met een aantal ouders niet met het schudden van de hand begon, maar met een scheldkanonnade in mijn kantoor. En daarop volgt mijn tip: “Ga niet in discussie, want dat levert je niets op.” Dat weet ik inmiddels ook uit ervaring. Terwijl ik de tip geef, weet ik dat het mijzelf negen van de tien keer niet lukt. En zo begint het schooljaar. In groep 7/8 zijn alle ingrediënten aanwezig voor een onstuimige storming/ forming fase met vier nieuwe leerlingen en een nieuwe onbekende juf. Hoewel ik heb geprobeerd de juffrouw voor te bereiden, schrikt ze van wat ze allemaal meemaakt in die eerste week. Ze krijgt veel over zich heen. In de eerste week laat de juf Chelsey na schooltijd nog even blijven. Die is het daar niet mee eens. Ze wordt boos en roept dat als ze niet naar huis mag ze haar vader gaat halen. Die zal haar wel even hartstikke doodmaken. Ik hoor dit de volgende ochtend. Er kan dus pas dan actie ondernomen worden. We moeten duidelijk maken dat een doodsbedreiging niet getolereerd wordt. Chelsey wordt voor een dag geschorst. Omdat we thuis niemand kunnen bereiken gaat ze niet naar huis en zit ze die dag in groep 1. Via een brief worden haar ouders op de hoogte gebracht. De volgende dag sta ik met de juf op het plein te praten over de manier waarop de leerlingen deze eerste week hun tanden aan haar hebben laten zien. Ik bereid haar voor dat dit alleen nog de leerlingen waren en ze dit van een aantal ouders later ook nog krijgt. Ze hoeft daar niet lang op te wachten. Een uur later ben ik met de juffrouw, de moeder van Chelsey en Chelsey zelf in gesprek. Moeder is boos op de juf. Ze vindt het niet kunnen dat de juffrouw liegt. Ja, liegen… de juf heeft het over "doodsteken", terwijl Chelsey het thuis over "doodslaan" had! Terwijl ik het aanhoor, neem ik mijzelf weer voor niet in discussie te gaan…. Nico de Geus |
DreigenCuraçao, oktober 2016
Als ik zeg: wegwezen, ik wil je niet in mijn les!
Dan moet je gaan, sterker nog , zodra het mij niet lukt om zelfstandig een leerling weg te krijgen dan stop ik met lesgeven. Ik ben altijd bang geweest voor dat moment. Het moment dat al mijn trucs niet meer werken. Het is ‘head to head’ , ‘mano o mano’ en dat ik dan verlies. De grootste truc was en is, tot in al je vezels uitstralen dat jouw grens ook echt de grens is. Tot hier en niet verder. In 20 jaar VMBO heb ik ook nog nooit meegemaakt dat een leerling mijn lokaal niet uitging wanneer ik dat wilde. Maar ja, ik had het kunnen weten, ervaring heeft mij ook geleerd, er valt uiteindelijk weinig te regisseren. Het gebeurt. Bij mij dus ook. Groter dan ik, diepzwart, donker brandende ogen, gespierd soepel lijf en trots. Ik ben een ‘makamba’ dat straalt hij vol boosheid uit. Weken van uitproberen, alle knoppen indrukkend, ‘van mede-eigenaar van het primaire proces’ maken, van 1 op 1 gesprekken tot nablijven, van ‘pleasen’ tot boos worden. Het bleef een strijd. Weer werd ik genegeerd, bestond ik niet, werd ik geïntimeerd , was die ‘box’ snoeihard, moest ik even slikken om die pijn te verbijten. Het moment was daar, hij moest gaan. Ik kon en wilde niet meer verder met hem in mijn lokaal. Hij ging niet. Negeerde me, praatte gewoon verder, ik bestond niet. Er werd zeer hard in het Papiamentu geklaagd en geschreeuwd. Einde oefening Dat schoot door me heen. Weglopen? Hulp halen? Einde oefening? Ik heb toen geleerd dat er altijd een soort overlevingsinstinct is. Waardoor ik in een ‘ split second’ een keuze maakte. Hij is gebleven, ik ben les gaan geven, een leuke les. Ik ben uit het contact gestapt, hij bestond niet meer voor me. De leerlingen die wel wilden omgekocht met snoep en leuke spelletjes. Besloten te laten zien dat als je leuk bent en goed doet dat je dan goed ontmoet. Hij was alleen, wilde halverwege meedoen. Maar hij bestond niet, dus dat kan niet. Hij kan dus niet meedoen. Hij wilde na afloop net als iedereen zijn boeken ook aan mij geven. Maar hij bestond niet, dus dat kan niet. Hij kan dus niks inleveren. Na een aantal dagen negeren hebben we kort gesproken. We waren het eens, dit is niet leuk. Vindt hij M&M nu leuk? Nee Vindt hij mij nu leuk? Nee Vindt hij school überhaupt leuk? Nee Maar de ‘box’ wordt nu gegeven zonder risico op gebroken middenhandsbeentjes. We groeten elkaar en bestaan voor elkaar. Gerben Hamberg |
GroepsvormingRotterdam, september 2016
Voor me ligt een lijst die ik moet invullen. Voor de tweede keer. Voor een onderzoek moet ik alle nationaliteiten van de leerlingen opschrijven. Ik had dit keurig gedaan en bij bijna alle namen Nederlands ingevuld. Vrijwel al die leerlingen zijn in Nederland geboren en hebben dus de Nederlandse nationaliteit. Maar dat was niet wat de onderzoekers bedoelden. Ze wilden de achtergrond van de leerlingen weten. Van de meesten moet ik het opzoeken in het administratieprogramma. En zelfs dat is nog niet eenvoudig. Veel ouders zijn ook in Nederland geboren en hun geboorteland of dat van opa en oma staat nergens in ons systeem vermeld.
Ik ben er ook weinig mee bezig wat de achtergrond van mijn leerlingen en hun ouders is. Vind ik helemaal niet belangrijk. Toch merk ik dat de leerlingen en veel ouders hier anders instaan. Als ik aan een groep kinderen vraag of ze zich meer Nederlander of Marokkaan voelen, krijg ik eigenlijk nooit Nederlander als antwoord. Veel kinderen die zich niet in eerste instantie Nederlander noemen, zijn nog nooit in het land geweest waar ze zich zo mee verbonden voelen. Als verklaring krijg ik: “Mijn oom kan heel mooi over het land vertellen waar hij vandaan komt en dat maakt me trots.” Ik zie het spreken van twee talen en kennis van verschillende culturen als een rijkdom. Ik weet ook dat voor veel van de leerlingen bij mij op school de toekomst in Nederland ligt. Vanwaar dan die hang naar de wortels? De eigen groep is heel belangrijk voor kinderen in een wijk waarin alle culturen en landen van de wereld vertegenwoordigd zijn. De grootste groep is het dominantst. Bij de leerlingen zie ik dat terug in de voetbalkooi die op het plein staat. In de korte tijd die ze hebben in de pauze maken ze snel en eenvoudig teams zoals de “Marokkanen tegen de rest” Maar de variatie moslims tegen niet- moslims heb ik ook al voorbij horen komen. De verschillen worden door de kinderen opgemerkt maar de grenzen liggen anders dan waar ik ze zo een twee drie zou trekken. Zo scheldt het ene jongetje met een donkere huidskleur de andere die net een tintje donkerder is, uit voor Zwarte Piet. Ik heb een jongen met een Turkse achtergrond een ander met een Kaapverdiaanse achtergrond al eens voor k@nk€r Turk horen uitschelden. Wat ik zie is dat die verschillende mensen in deze wijk heel veel gemeen hebben. Het land waar ze wonen en de school waar de kinderen naar school gaan is Nederlands. Natuurlijk is dit niet het Nederland dat je in een klein dorp in Groningen tegen zal komen. Maar al zou in deze wijk een mix van Groningse, Limburgse en Amsterdamse mensen wonen, zou dit de omgang op eenzelfde manier beïnvloeden. Verschillen zijn er en iedereen merkt ze op. Kinderen gaan hier op hun eigen manier mee om. Daar kun je van schrikken maar voor hen is het de realiteit en dus heel logisch. Hard roepen dat je gediscrimineerd wordt kan hier alleen als je zelf echt geen verschillen ziet. En dat lijkt mij onmogelijk. Zeker in deze wijk waar in de voetbalkooi zomaar door de kinderen kan worden gekozen om de zwarten tegen de rest te laten voetballen. De dominante groep bepaalt en dat zonder dat iemand zich gediscrimineerd voelt. Nico de Geus |
GroepsvormingCuraçao, september 2016
Ik loop het terrein op, door een groot getralied hekwerk .
Op het plein hangt een verzengende hitte, de zon brandt genadeloos. Een groot plein, wat bomen voor de schaduw en overal stof. En iedereen die in de tropen gewoond heeft kent die geur, die onmiskenbare beetje zoete geur. Her en der hangen wat leerlingen rond, ik word donker en onderzoekend aangestaard. Ik hoor ze denken, wat doet die makamba hier? Ondertussen vraag ik mezelf alleen maar af waarom ik de enige ben bij wie het zweet niet te stoppen is. Dat terwijl ik wel de enige ben met op de tropen aangepaste kleding, een linnen broek in plaats van spijkerbroeken zoals de leerlingen en collega's, linnen shirt in plaats van een katoenen polo zoals de leerlingen en collega's. Om nog maar te zwijgen over de ‘bamboe’ sokken en luchtige gympen in plaats van de zware sportschoenen of werkschoenen van de leerlingen en collega's. Alsof iedereen geleid wordt door een onzichtbare hand verzamelen alle leerlingen zich en ontstaat er een heel devote sfeer. De docent godsdienst gaat voor in gebed. Het is stil, zelfs de wind is weg, de voor Curacao zo belangrijke wind waait niet op het beschutte plein. Er wordt gebeden. Hier staat een gemeenschap, allemaal ‘ Yiu di Korsou ‘, kinderen van Curaçao. Wij, de docenten, staan als groep bij elkaar. Een collega docent heet de leerlingen hartelijk welkom en bedankt hen voor hun keuze voor onze school. De directeur staat afzijdig, ook hij wordt hartelijk welkom geheten en voorgesteld aan de leerlingen. Nu is het zijn beurt. Dankbaar is hij en trots. En dat steekt hij niet onder stoelen of banken. Trots op het feit dat ze allemaal voor zijn school hebben gekozen, trots op zijn docentencorps. Dankbaar dat hij voor hen mag werken, voor de leerlingen en met de docenten. Zo stelt hij ons één voor één voor aan de leerlingen. De behulpzame collega die voor mij tolkt is eigenlijk niet nodig, iedereen aanwezig ziet en voelt wat er gebeurt. Hier staat een gemeenschap, allemaal ‘ yiu di korsou ’ , kinderen van Curacao. En ik, ik sta daar als een makamba, enige blanke Nederlander. Hoor hoe de directie spreekt over " trots op hun school ". Ik ben vanuit Nederland niet gewend dat er gebeden kan worden zonder een cordon van dreigend kijkende docenten, ik ben niet gewend dat 3e jaars leerlingen in nieuw gevormde groepen al zo als een groep naturel met elkaar om lijken te gaan. De uniformen , hun eiland, het religieuze aspect , het zal allemaal een rol spelen bij deze ervaring. Maar welke laag zit er onder deze ogenschijnlijke sfeer van een ontspannen gemeenschap ? Wat gaat mijn rol worden en hoe ga ik die vormgeven? Wat zou dat gemeenschapsgevoel, die uitgesproken trots van de directeur naar zijn docentencorps betekenen voor het onderwijsklimaat? Wat zou dat betekenen voor mij, gewoon een Europese Nederlander op Curaçao. Zijn er echt geen verschillen en ben ik de enige die anders is? Geen Yiu di Korsou. Gerben Hamberg |